Gedoopt 16 augustus 1741 te 's-Hertogenbosch, overleden 29 september 1817 aldaar; raad en schepen van 's Bosch (1768), rentmeester van het comptoir der renten dier stad (1771), van het Godshuis van den H. Geest (1774), lid van het Comité van Surveillance (30 Vend. Jaar III), lid der Administration Centrale Supérieure (17 Niv. Jaar III), lid der Municipaliteit (1795), president der provisioneele civiele rechtbank aldaar (1795), pensionaris der stad (5 april 1798), Membre du Conseil Municipal (1810), lid (1765) en proost (1785) der Illustre Lieve Vrouwe Broederschap, president der rechtbank aldaar. (Ouders: Mr. Willem en Johanna Margaretha Orrock). Huwde 24 juni 1766 te Schiedam Elisabeth Margaretha Doom, gedoopt 24 juni 1764 aldaar, overleden 31 mei 1806 te 's-Hertogenbosch. (Ouders: Jacob en Elisabeth van Kerchem). |
Ned. Herv.Gedoopt Grote Kerk 16 augustus 1741, vader mr Willem, gedoopt N.H. Hooglandse Kerk te Leiden 16 februari 1706, zoon van mr Johan Hendrik en Hester Senguerd, poirter van 's-Hertogenbosch sinds 3 september 1731, schepen en raad van 's-Hertogenbosch, begraven te 's-Hertogenbosch 12 mei 1785, moeder vrouwe Johanna Margaretha Orrock (S 78 en 572, Poirtersboek 2 en B.S. Leiden 246); ondertrouw voor schepenen van 's-Hertogenbosch 5 juni en trouw 24 juni 1766 te Schiedam met Margaretha Elisabeth Doom, gedoopt N.H. Kerk Schiedam 24 juni 1746, dochter van mr Jacob, secretaris van Schiedam en Elisabeth Jacoba van Kerchem (S 's-Hertogenbosch 525 en C.J. Polvliet, Gen. Van der Does 1892 blz. 33, N.L. 1938 blz. 499); 4 kinderen ged. in de Grote Kerk tussen 1767 en 1778, n.l. Willem Schuyl, genoemd naar mr Willem Schuyl van Walhorn doopgetuige bij doop van grootvader 16 februari 1706, 13 februari 1767; Elisabeth Jacoba 24 juli 1770; Susanna Margarita 9 oktober 1772 en Adriana Cornelia Maria 10 juni 1778 (S 79); echtgenote werd katholiek in 1787 (A.R.A. Staten-Generaal 5342 d.d. 9-12 mei 1789); echtgenote begraven 31 mei 1806 (S 570 en 585); sinds 1765 Gereformeerd broeder en van 24 juni 1796 tot 24 juni 1797 proost van de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap te 's-Hertogenbosch (Bossche Alm.); in 1776 broeder van de loge der vrijmetselaars De edelmoedigheid te 's-Hertogenbosch (Brab. Leeuw I blx. 65); in 1768 en 1790 schepen, in 1810 president-schepen; 4 april 1795 - 10 mei 1810 municipaliteitslid, 1810-1815 lid van de municipale raad (Van Zuylen blz. 6-10, Kon. Alm., Bossche Alm., Alm. Dép, Bouches du Rhin en Alm. van B.Br.); 3 maart 1798 aangesteld tot pensionaris van 's-Hertogenbosch (Res. Repr. Bataafs Braband 3 maart 1798 no 6, Van Zuylen XV en XXXI en S 567); verzocht 27 december 1798 | 367 |
aan het Uitvoerend Bewind om een aanstelling als commissaris over het finantieel bestuur van het Zevende Gewest (A.R.A. Uitvoerend Bewind 414 no 664); in 1802 en 1810 scholarch van de Illustre en Triviale scholen te 's-Hertogenbosch (Bossche Alm.); in 1806 heemraad van de polder Van der Eigen (Kon. Alm. 1807); in 1812 rentmeester van de Godshuizen te 's-Hertogenbosch (Alm. Dép. Bouches du Rhin 1812); bij K.B. d.d. 27 september 1817 werd hij in de adelstand verheven; Willem Schuyl, ondertekenaar onder no 89 van de Acte van Verbintenis van 1785, werd vermoord bij de plundering van Woerden 24 november 1813, waar hij advocaat en commissaris der verponding was (Tax. 1900 blz. 234 en Kon. Alm. 1809 blz. 37); Adriana Cornelia Maria trouwde te St. Mauritz bij Munster 30 september 1800 met dr Pieter Joseph Willebois (Jaarboek Ned. Adel 1888 blz. 6); overleden te 's-Hertogenbosch 29 april 1817 (N.B.S. 's-Hertogenbosch en Juten, Kwartierstaat I no 97). | 368 |
Johan Hendrik van der Does werd de 16e augustus 1743 te 's-Hertogenbosch geboren uit het huwelijk van mr. Willem van der Does en Johanna Margaretha Orrock. Evenals zijn vader was hij raad en schepen van 's-Hertogenbosch. Verder was hij rentmeester van het Godshuis „de Heilige Geest”, ontvanger van de Godshuizen en ten slotte president van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch. Ook was hij lid der Illustere Lieve Vrouwe Broederschap waarvan hij later proost werd.
Hij was een der oprichters van de Vaderlandsche Societeit in zijn woonplaats, een vereniging van patriotten welke op 21 december 1786 in het leven werd geroepen.
J.H. van der Does overleed zes en zeventig jaar oud op 29 april 1817.
Hij huwde 24 juni 1766 te Schiedam met Margaretha Elizabeth Doom, geboren aldaar op 24 juni 1746 uit het huwelijk van mr. Jacob Doom secretaris van Schiedam en Elisabeth Jacoba van Kerchem en overleden te 's-Hertogenbosch op 31 mei 1806.
In 1817 werd Johan Hendrik van der Does in de Nederlandse adel opgenomen. Merkwaardig is dat deze verheffing geschiedde op 27 september van dat jaar dus vijf maanden na zijn overlijden.
Hij behoorde tot een oud regentengeslacht dat in het bestuur van Gorinchem had gezeten en dat zich in de tweede helft der zeventiende eeuw te 's-Hertogenbosch had gevestigd.
In de laatste decennia der achttiende eeuw was de partij der patriotten te 's-Hertogenbosch talrijk en nogal rumoerig. Van der Does was een toegewijd aanhanger dezer partij. De houding der patriotten wekte de woede op van het stedelijk garnizoen hetwelk zeer Oranjegezind was. Ten slotte kwam het tot een uitbarsting. In de nachten van 8 op 9 en van 9 op 10 november 1783 plunderde het garnizoen de huizen der bekende patriotten. Deze zich niet meer veilig voelend verlieten ijlings de, stad. Dit deed ook het huisgezin van der Does en het vond een onderkomen bij een familie te Antwerpen. Tijdens haar verblijf aldaar ging de dochter Adriana over tot het katholicisme.
Toen dit in 's-Hertogenbosch bekend werd was de verontwaardiging daar over groot en deze werd nog groter toen het gerucht werd verspreid dat ook mevrouw van der Does katholiek was geworden.
| 154 |
Aquarel aanwezig in de verzameling van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant te 's-Hertogenbosch. | 155 |
Jan Hendrik van der Does, oud-schepen en raad der stad, werd voor schepenen gedaagd en hem werd gevraagd of het waar was dat zijn vrouw van godsdienst was veranderd en met haar kinderen naar Brabant (Zuid-Brabant) was vertrokken. Hij erkende dit. Zijn vrouw was veranderd van godsdienst en zijn kinderen had hij de vrijheid gelaten om in Antwerpen te blijven of bij hun grootmoeder opgevoed te worden. Bovendien zeide hij was door hem bij een acte aan de moeder de directie der kinderen gelaten gedurende zijn afwezigheid met de macht om desnoods de bescherming der Staten van Brabant in te roepen wanneer men haar de kinderen met geweld zou willen ontnemen. De kinderen zouden echter terugkeren. Op de vraag of de vrije keus der kinderen ook sloeg op de verandering van religie antwoordde hij : neen alleen op het verblijf. Verder werd gevraagd : of een zijner kinderen reeds in een klooster was. Ja antwoordde hij, zij was daar ter school met andere gereformeerde juffrouwen. Na dit verhoor werd van der Does gelast onder herinnering aan zijn plichten als lidmaat der hervormde kerk en aan zijn plicht tot gehoorzaamheid aan de wetten van de staat, om zijn kinderen binnen acht dagen te doen wederkeren. Hij beloofde dit te zullen doen, als vader en voogd moest hij weten wat zijn plicht was.
Ten slotte werd de zaak aangebracht bij het hoogofficie en werd een brief gezonden aan de Staten-Generaal waarin werd zermeld dat Elisabeth Doom, dochter van de secretaris van Schiedam en huisvrouw van de oud-schepen Jan Hendrik van der Does naar Antwerpen was vertrokken en aldaar den roomschen godsdienst had aangenomen; dat haar drie dochters bij haar waren waarvan de jongste, naar men zeide, reeds in een klooster was opgenomen.
De magistraat van 's-Hertogenbosch verzocht aan de Staten-Generaal maatregelen te willen nemen om genoemde kinderen in het gebied van de staat te doen terugkeren.
Voor mevrouw van der Does waren de gevolgen van haar verandering van geloof niet aangenaam. Haar moeder, mevrouw Doom-van Kerchem bepaalde in haar zeer uitgebreid testament op 21 mei 1790 verleden voor notaris Josué l'Ange te Leiden dat nu haar dochter mevrouw van der Does tot haar testatrice's bittere smerte en droefheid zig naar Braband (zij bedoelt daarmede België) metterwoon had begeven en den roomschen godsdienst had omhelsd, zij slechts haar legitieme portie zou ontvangen. Verder bepaalde zij dat bij vooroverlijden
| 156 |
van de ouders de kleinkinderen van der Does slechts zouden mogen erven indien zij gereformeerd waren. De executeurs Jacob van der Meer, heer van Hoogeveen en mr. Donker Curstius te 's-Gravenhage moesten toezien dat haar dochter niet eerst weer gereformeerd zou worden om de erfenis te kunnen krijgen en daarna weer naar het Roomse Braband zou terugkeren. Daar van de kleinkinderen alleen Adriana van der Does katholiek was geworden en zij volgens de bepaling van het testament van haar grootmoeder niet mocht erven vond mevrouw van der Does het gewenst deze dochter schadeloos te stellen en verklaarde zij bij acte van 30 januari 1793 de bepaling te herroepen vermeld in het mutueel testament hetwelk zij en haar man op 11 juni 1791 te 's-Gravenhage hadden gemaakt betreffende de haar toebehorende 750 ponden sterlings-bankactiën. Zij verklaarde deze actiën geheel te vermaken aan haar jongste dochter Adriana van der Does met uitsluiting van haar twee andere dochters en haar zoon.
Na het overlijden van Elisabeth van Kerchem weduwe van Jacob Doom werd tussen Johan Hendrik van der Does benevens zijn echtgenote en de executeuren van het testament van bovengenoemde Elisabeth van Kerchem het navolgende accoord getroffen :
Aan Margaretha Elisabeth Doom echtgenote van J.H. van der Does zal tot voldoening en uitkoop der legitieme portie zo uit haar vaders en moeders boedel en van alle verdere pretentiën worden geadsigneerd een som van ƒ 43000 waarvan zij in contanten zal genieten ƒ 10000 en van de overige ƒ 33000 aan de weesmeesters van Leiden zal worden getransporteerd 1500 ponden sterling Engelse bankactiën ten einde dit kapitaal door de Weeskamer zal bewaard en geadministreerd worden gedurende het leven van Jan Hendrik van der Does en zijn echtgenote. De renten zouden komen aan J.H. van der Does en zijn vrouw.
De echtgenote van J.H. van der Does zal wel over dit kapitaal mogen beschikken ten behoeve van haar kinderen, doch gedurende het leven van haar en van haar man zal daarvan niets mogen worden afgegeven.
Vervolgens werd nog bij acten verleden voor notaris Pieter van der Star te Utrecht van 3 en 24 juli en 6 augustus 1804 tussen J.H. van der Does en diens echtgenote een nadere overeenkomst getroffen ten einde de positie van hun dochter Adriana gehuwd met Willebois te verbeteren.
| 157 |
Uit het huwelijk van der Does-Doom werden vier kinderen geboren:
| 158 |
Namen en wapenen der Heeren Beêedigde Broeders soo Geestelijke en Wereltlijke van de seer oude ende seer doorluchtige Broederschap van onse Lieve Vrouw binne de stad s'HertogenboschJan Hendrik vander Does : 1765 | 146 |
1961 |
B. de Roy van ZuidewijnMr. Johan Hendrik van der DoesDe Brabantse Leeuw (1961) 154-159 |
Nederland's Adelsboek (1941) 229-230
Maarten van Boven, Bossche Heeren : Een biografie van het Bossche sociëteitsleven 1789-2019 (2019) 23, 30, 268
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 254
Klaasje Douma, De adel in Noord-Brabant, 1814-1918 (2015) Bijlage 117
H.F.J.M. van den Eerenbeemt, 's-Hertogenbosch in de Bataafse en Franse tijd (1955) 218
W.J.F. Juten, 'Kwartierstaten van Nederlandsche Katholieken' (1907) No. 97
A.R.M. Mommers, Brabant van generaliteitsland tot gewest (1953) 36, 63, 73, 113, 140, 147, 176, 200, 245, 248, 283, 284, 285, 290, 301, 367-368
Maarten Prak, Republikeinse veelheid, democratisch enkelvoud (1999) 61, 153, 180, 186, 188, 206, 216, 217, 229, 244, 250, 252, 273
Aart Vos, Burgers, broeders en bazen (2007) 130, 131, 268
M.G. Wildeman, De Ridderschap van Noordbrabant (1903) No. 90, 99
R.A. van Zuijlen, Naamlijst en wapenkaart der leden van de regering de pensionarissen, griffiers en secretarissen van 's Hertogenbosch (1863) XV, XXXI